Hebben jullie dat ook? Dat je heel agressief wordt als je baas aan het begin van een functioneringsgesprek tegen je zegt: ‘Hoe vind je zélf dat het gaat?’ Ik wil dan altijd het liefst wild om me heen slaan.
Want ‘Hoe vind je zélf dat het gaat’ – wat moet je dáár nou op zeggen? Als je antwoordt dat je het wel lekker vindt gaan, komt er in je dossier dat je te weinig aan ‘zelfreflectie’ doet, en als je zegt dat niet alles goed gaat, krijg je een aantekening dat, euh, niet alles goed gaat.
Gek word je ervan.
Zo is er natuurlijk nog veel meer gekmakend op je werk. Managers die ‘dagdagelijks’ zeggen bijvoorbeeld. Of ‘we nemen het mee’ – en dat er dan helemaal niks gebeurt. Of de groepsapp! Die je de hele dag afleidt met de overbodigste berichten ter wereld. Maar ook de ‘stand-ups’, de verplichte bedrijfsuitjes, de honderden cc-mails waar je elke dag weer in staat. Die ene collega die altijd over z’n kleinzoon begint als jij net midden in een ingewikkelde alinea zit, de stinkende rijstwafels waar collega’s op zitten te knagen terwijl jij je probeert te concentreren.
Geef het maar toe. Jij dacht toch ook dat de coronacrisis het einde zou zijn van kantoor? Viel dat even tegen.
Want thuis ging alles natuurlijk gewoon in aangepaste vorm door. Collega’s die tijdens het videobellen net zo lang doorpraten als in de ‘oude’ vergaderingen. Vervelende managers die van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat appen, mailen en facetimen, online-scrumsessies, de virtuele heidag. Maar ook de échte kantoortuin is er nog steeds. En we gaan weer. Voorzichtig en op afstand, maar toch.
Omdat we moeten van onze baas. Omdat we ons gezicht er moeten laten zien omdat ze ons anders vergeten, daarom ook natuurlijk.
Maar ik denk ook wel eens: we lijken soms wel verslaafd aan kantoor, zoals je verslaafd kunt zijn aan nicotine of chocoladesoesjes.
We zijn verslaafd aan de gezelligheid, aan de gelijkgestemden, aan het gedoe, aan de collega’s, aan de grappen die alleen jullie begrijpen – zeker, je kunt ziek worden van kantoor, van het lawaai, van de afleiding en er stress van krijgen, maar uiteindelijk kun je er ook niet zonder – het is haat én liefde.
Ik denk dat daarom de ijzeren wetten van de kantoortuin ook nooit veranderen, de grondregels waar iedereen zich vroeg of laat aan moet houden. Net als de basisvragen over kantoor, zo valt mij op. Die zijn ook al eeuwen dezelfde. Hoe je gelukkig wordt op je werk, waarom vrouwen het vaak kouder hebben op kantoor dan mannen, hoe je een mail begint en afsluit, hoe je een goede nieuwjaarsspeech schrijft, hoe we ons moeten gedragen op het kantoortoilet, wat we aan moeten tijdens een zoomvergadering, en waarom mensen ‘onboarding’ zeggen: we dóén wel of we supermodern zijn op ons werk; in de kern is er de afgelopen driehonderd jaar natuurlijk weinig veranderd.